Met wat moet ik rekening mee houden wanneer ik een laadstation plaats?

Voor het laden van wagen zijn momenteel mode 2 en mode 3 de meest gebruikte.

Bij 'mode 2' laders gebruikt u een standaard stopcontact waar dat u de laadkabel op aansluit die ervoor zorgt dat de stroom beperkt wordt en een bijkomende differentieelschakelaar zorgt voor de beveiliging van de lijn. Beide onderdelen zijn in de kabel ingebouwd.

Nadeel van dit type aansluiting is dat door de beperkte laadstroom het laden langer duurt en dat een standaard stopcontact eigenlijk niet bedoeld is om gedurende lange tijd grote stromen te leveren.

Mode 2 lader:                                     Mode 3 lader:

                           

 

Bij 'mode 3' laders wordt er een nieuwe verbinding gelegd tussen de zekeringkast en het laadstation.

Doordat er een dikkere kabel gelegd wordt kan je laden met een hogere stroom waardoor de batterijen van de wagen sneller opladen.

U kan het laadstation ook zo instellen dat enkel 's nachts geladen wordt zodat u aan een goedkoper tarief kan laden.

Met een handige app op uw smartphone kan u het volledige laadproces opvolgen.

Een laatste maar belangerijk aandachtspunt is de differentieelschakelaar.

Voor de komst van elektische wagens werden er altijd differentieelschakeelaars van het type A geplaatst.

Wanneer u een laadstation plaats kan dit type diferentieel 'blind' worden omdat er op het net een gelijkstroom component aanwezig is.

De differentieel zal dus mogelijk niet naar behoren werken en dus niet uitschakelen bij verliesstroom.

Je moet dus bij een laadstation ook je differentieel nakijken dat deze van het type B is en zoniet laten aanpassen.

Je kan dit controleren door in je zekeringkast  naar onderstaand symbool te zoeken op je differentieelschakelaar.